| |
 | Orde | : | Roofvogels (Falconiformes) |  | Familie | : | Sperwers (Accipitridae) |  | Lengte | : | 50 tot 60 cm |  | Geluid | : | |  | Spanwijdte | : | 130 tot 160 cm |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Mogelijk enkele paren | |
|
Kenmerken | De bovenzijde is zwartbruin van kleur |  |
De onderzijde is roodbruin |  |
De kop is lichtgrijs met een donkere tekening |  |
De staart is licht gevorkt |
| | |  |
Omschrijving
In de vlucht is het belangrijkste kenmerk van de zwarte wouw de licht gevorkte staart. Van alle in Nederland voorkomende roofvogels hebben alleen de zwarte en de rode wouw een gevorkte staart. De staart van de zwarte wouw is minder sterker gevorkt dan die van de rode wouw.
Het belangrijkste voedsel bestaat uit zoogdieren, vogels en vis, maar ook aas wordt gegeten. De gevangen prooien worden aan de klauwen weggedragen en tijdens te vlucht gegeten. De zwarte wouw wordt vaak cirkelend boven meren gezien, waar de vogel jaagt op vis.
De zwarte wouw doet Nederland slechts zelden aan en dan alleen nog als doortrekker. De vogel is zeer wijd verspreid en broedt in grote delen van Europa en Azië. In de winter trekken de Europese vogels naar Afrika.
|