| |
 | Orde | : | Reigerachtigen (Ciconiiformes) |  | Familie | : | Reigers (Ardeidae) |  | Lengte | : | 84 tot 102 cm |  | Geluid | : | |  | Spanwijdte | : | 155 tot 175 cm |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Ruim 10.000 |  | Toename of afname | : | Lichte afname | |
|
Kenmerken | De bovenzijde is grijs van kleur |  |
De onderzijde is wit |  |
De snavel is stevig, lang en recht |  |
De hals is lang en wordt in de vlucht ingetrokken |  |
Op de hals bevinden zich enkele zwarte lengtestrepen |  |
Op de kop bevindt zich een brede, zwarte wenkbrauwstreep |  |
Op het achterhoofd bevinden zich enkele zwarte sierveren |
| | |  |
Omschrijving
De blauwe reiger is een grote, eenvoudig te herkennen vogel die vaak langs waterkanten gezien wordt. Volwassen blauwe reigers hebben een witte kop met een zwarte wenkbrauwstreep die overgaat in een aantal sierveren op het achterhoofd. Het voedsel van de blauwe reiger bestaat voornamelijk uit vis en kleine dieren. Tijdens het jagen staat de vogel vaak stil in het water of op de oever, rustig wachtend tot een prooi binnen het bereik komt, waarna deze gevangen wordt met een snelle stoot van de snavel. Ook wordt lopend gejaagd, waarbij de vogel met trage passen over het land of door ondiep water loopt. In de vlucht houdt de blauwe reiger de lange hals opgevouwen in een S-vorm. De vogel heeft een trage vleugelslag, waarbij de vleugels voortdurend gebogen zijn.
Het nest van de blauwe reiger wordt in kleine kolonies in de toppen van een groep oude bomen gebouwd. Het nest bestaat uit een grote bos takken en wordt meerdere jaren achter elkaar gebruikt.
|