| |
 | Orde | : | Pleviervogels (Charadriiformes) |  | Familie | : | Strandlopers (Scolopacidae) |  | Lengte | : | 15 tot 18 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Geen | |
|
Kenmerken | De bovenzijde is donker, met lichte randen langs de veren |  |
De onderzijde is vaalwit van kleur |  |
De snavel is relatief lang en breed |  |
Het voorste gedeelte van de snavel buigt licht naar beneden |  |
Boven het oog lopen twee lichte strepen, die vlak bij de snavel bij elkaar komen |
| | |  |
Omschrijving
De snavel van de breedbekstrandloper is voor een strandloper relatief lang en breed. Aan weerszijden van de kop bevinden zich twee opvallende lichte strepen die bij de snavel bij elkaar komen. De breedbekstrandloper lijkt op de bonte strandloper, maar heeft in de zomer geen zwarte buik. In de rest van het jaar, als ook de bonte strandloper geen zwarte buikvlek heeft, is de breedbekstrandloper te herkennen aan de koptekening, de relatief korte poten en het langgerekte lichaam.
De vogel broedt in natte hoogveengebieden in Scandinavië en West-Rusland. Het mannetje maakt enkele nesten, waaruit het vrouwtje een keuze maakt. Nog voor de jongen kunnen vliegen, trekt het vrouwtje al naar het zuiden. De vogel overwinterd in Oost-Afrika en Zuidwest-Azië. Tijdens de trek komen kleine aantallen breedbekstrandlopers door Nederland.
|