| |
 | Orde | : | Pleviervogels (Charadriiformes) |  | Familie | : | Strandlopers (Scolopacidae) |  | Lengte | : | 24 tot 27 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Ruim 20.000 |  | Toename of afname | : | Lichte afname |  | Bijzonderheden | : | De tureluur staat op de rode lijst. | |
|
Kenmerken | De bovenzijde is donkerbruin met kleine donkere vlekken |  |
De onderzijde is vaalwit met donkere vlekken |  |
De poten zijn helder oranjerood van kleur |  |
De achterrand van de vleugel en de stuit zijn wit |  |
De snavel is oranjerood met een donkere punt |
| | |  |
Omschrijving
De tureluur is een van de kleinere Nederlandse weidevogels, die behalve aan de grootte ook te herkennen is aan de oranje poten en de oranje basis van de snavel. Het verenkleed is in de zomer geheel bedekt met donkere vlekken, in de winter is de bovenzijde meer egaal bruin.
In de broedtijd bouwt de tureluur bij voorkeur een nest in een vochtige weide, goed verstopt in een graspol. In deze periode laat de tureluur verschillende geluiden horen, kenmerkend is een fluitend tjuu of tjuu, luu, luu. De tureluur is regelmatig te zien op een hoge uitkijkpost, zoals bijvoorbeeld een paal in een weiland.
In de winter trekt de tureluur naar de kust, in plaats van insecten en wormen worden dan voornamelijk kreeftachtigen en schelpdieren gegeten.
|