| |
 | Orde | : | Pleviervogels (Charadriiformes) |  | Familie | : | Meeuwen (Laridae) |  | Lengte | : | 40 tot 46 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Minder dan 5.000 |  | Toename of afname | : | Lichte afname | |
|
Kenmerken | Het verenkleed is wit met een grijze rug |  |
De vleugelpunten zijn zwart met witte vlekken |  |
De snavel en de poten zijn geelgroen van kleur |  |
De iris van het oog is donker gekleurd |  |
In het winterkleed bevinden zich donkere strepen op de kop |
| | |  |
Omschrijving
De stormmeeuw is een kleine meeuw, maar toch groter dan de kokmeeuw en met geelgroene in plaats van oranje poten en snavel. Hoewel de stormmeeuw ook in Nederland broedt, ligt het eigenlijke broedgebied verder naar het noorden, onder andere in Scandinavië en Rusland. De vogels broeden afzonderlijk of in kleine kolonies, in West-Europa voornamelijk langs de kust. Het nest wordt meestal gebouwd op een verhoging en omdat de vogels mensen niet uit de weg gaan, zijn de nesten vaak te vinden op daken van gebouwen of op bijvoorbeeld lantaarnpalen.
In de winter trekt de populatie voor een groot gedeelte naar de kustgebieden van de Noordzee. In perioden met storm zoeken de vogels beschutting in het binnenland, waar ze dan hun voedsel vergaren op akkers en in weilanden.
|