| |
 | Orde | : | Pleviervogels (Charadriiformes) |  | Familie | : | Alken (Alcidae) |  | Lengte | : | 28 tot 34 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Geen | |
|
Kenmerken | De snavel is in de broedtijd groot en opvallend gekleurd |  |
De bovenzijde is zwart van kleur |  |
De onderzijde is wit |  |
De zijkanten van het hoofd zijn lichtgrijs van kleur |  |
De poten zijn oranje |
| | |  |
Omschrijving
In de broedtijd is de snavel van de papegaaiduiker erg groot en zijdelings afgeplat. De snavel is in deze periode gedeeltelijk oranje en blauw van kleur, met enkele gele lijnen langs het blauwe gedeelte. Buiten de broedtijd is de snavel een stuk kleiner en onopvallend geel gekleurd. De vogel is dan van andere alken te onderscheiden door de grotere kop en in de vlucht door de zwarte ondervleugels.
Het voedsel van de papegaaiduiker bestaat vrijwel alleen uit vissen die de vogel onder water najaagt. Tijdens het duiken maakt de papegaaiduiker geen gebruik van de zwemvliezen, maar van korte vleugelslagen.
Het nest wordt gebouwd aan het eind van een gang in zanderige gedeelten van rotskusten. De gang is soms zelf gegraven, maar de vogel maakt ook gebruik van gangen die gegraven zijn door andere dieren.
|