 | Orde | : | Pleviervogels (Charadriiformes) |  | Familie | : | Meeuwen (Laridae) |  | Lengte | : | 52 tot 60 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Geen | |
|
Kenmerken | Het verenkleed is helder wit van kleur |  |
De rug is lichtgrijs |  |
In het winterkleed is de kop bedekt met dunne, bruine strepen |  |
Op de gele snavel bevindt zich een kleine, donkere vlek |  |
De vleugelpunten reiken tot ver voorbij de staart |
| | |  |
Omschrijving
Het witte verenkleed van de kleine burgemeester is in de winter getekend door lichtbruine strepen en vlekken. De vogel is te verwarren met de grote burgemeester en is behalve aan de grootte het beste te herkennen aan de kop. Deze is kleiner en minder hoekig, terwijl het oog groter is en de snavel kleiner. De kleine burgemeester is ook van de grote burgemeester te onderscheiden door de vleugelpunten die in rust duidelijk verder voorbij de staart steken dan de vleugelpunten van de grote burgemeester.
Het voedsel van de kleine burgemeester is veelzijdig, maar bestaat voor een belangrijk deel uit vissen, die de vogel met stootduiken weet te vangen. Broeden doet de kleine burgemeester op steile rotskosten ver in het noorden. De vogel overwintert voornamelijk op IJsland, Groot-Brittanië en Ierland, maar laat zich in deze periode soms ook langs de Nederlandse kust zien.
|