| |
 | Orde | : | Pleviervogels (Charadriiformes) |  | Familie | : | Sterns (Sternidae) |  | Lengte | : | 37 tot 43 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Minder dan 20.000 |  | Toename of afname | : | Lichte toename |  | Bijzonderheden | : | De grote stern staat op de rode lijst. | |
|
Kenmerken | Op de lichtgrijs gekleurde rug na is het verenkleed geheel wit |  |
Er is een zwarte kopkap aanwezig |  |
In de winter is het voorhoofd wit |  |
In het zomerkleed bevindt zich een piekerige kuif op het achterhoofd |  |
De snavel is zwart met een gele punt |  |
De poten zijn zwart |
| | |  |
Omschrijving
De grote stern is een typische zeevogel met lange, maar smalle vleugels, waarmee de vogel uitstekend boven het water kan zweven. De vogel is door de kuif van de in Nederland zeldzame lachstern te onderscheiden. De visdief en de Noordse stern zijn andere sterns die in Nederland talrijk zijn, maar deze hebben geen zwarte, maar oranjerode poten en snavels. In de vlucht is de grote stern te herkennen aan de bredere vleugels en de minder diep gevorkte staart.
In Nederland zijn enkele grote kolonies waar de grote stern broedt, vaak samen met andere sterns of meeuwen. De meeste van deze kolonies bevinden zich op rustige stranden, waar de vogels simpele nesten bouwen die uit niet veel meer dan een kuiltje in het zand bestaan. In de winter trekken de meeste grote sterns naar Afrika of Zuid-Europa, in Nederland overwintert slechts een klein aantal vogels die verder naar het noorden hebben gebroed.
|