| |
 | Orde | : | Pleviervogels (Charadriiformes) |  | Familie | : | Meeuwen (Laridae) |  | Lengte | : | 24 tot 28 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Enkele paren |  | Bijzonderheden | : | De dwergmeeuw staat op de rode lijst. | |
|
Kenmerken | Het zomerkleed is wit met een lichtgrijze rug |  |
De kop is in het zomerkleed geheel zwart van kleur |  |
De snavel is zwart |  |
De poten zijn rood van kleur |  |
De ondervleugels zijn donker en voorzien van een brede, witte achterrand |  |
's Winters is het verenkleed voorzien van donkere gedeelten |  |
In het winterkleed is de kop nog slechts gedeeltelijk donker gekleurd |
| | |  |
Omschrijving
De dwergmeeuw is de kleinste meeuw van Europa, en lijkt door de zwarte kop op de kokmeeuw en de zwartkopmeeuw. De dwergmeeuw is echter duidelijk kleiner dan beide andere soorten, terwijl ook de witte rand rondom het oog ontbreekt. In de vlucht doet de dwergmeeuw denken aan de kleinere soorten sterns, maar is toch goed van deze soorten te onderscheiden door de afgeronde vleugels.
De meeste broedkolonies van de dwergmeeuw liggen in moerasgebieden in het noord-oosten van Europa. De kolonies zijn over het algemeen klein en bestaan naast dwergmeeuwen meestal ook uit kokmeeuwen. Overwinteren doet de vogel langs de Middellandse Zee en langs de kusten van West-Europa. Nederland wordt dan ook voornamelijk als wintergast of als doortrekker aangedaan.
|