| |
 | Orde | : | Pleviervogels (Charadriiformes) |  | Familie | : | Strandlopers (Scolopacidae) |  | Lengte | : | 29 tot 33 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Geen | |
|
Kenmerken | Het zomerkleed is erg donker, met witte randen langs de vleugels |  |
Het winterkleed is donkergrijs met witte vlekken |  |
In het winterkleed bevindt zich een witte wenkbrauwstreep boven het oog |  |
De poten zijn rood, in de zomer erg donker |  |
De snavel is lang en licht naar beneden gebogen |  |
De onderzijde is wit |
| | |  |
Omschrijving
In het zomerkleed is de zwarte ruiter een erg donkere strandloper. De randen van de veren zijn vroeg in de zomer nog wit, maar deze randen slijten weg, zodat er meer zwart zichtbaar wordt. De zwarte ruiter doet in het winterkleed denken aan een tureluur, maar heeft langere poten en een langere snavel. Ook is er in deze periode een witte wenkbrauwstrep aanwezig. In de vlucht is de zwarte ruiter het gehele jaar van de tureluur te onderscheiden door het ontbreken van een witte vleugelachterrand.
De zwarte ruiter broedt in het noorden van Scandinavië en Rusland en trekt in de winter naar het Middellandse-Zee gebied of Afrika. De vogel trekt dan in kleine aantallen door Nederland, waarbij enkele exemplaren blijven overwinteren.
|