| |
 | Orde | : | Zangvogels (Passeriformes) |  | Familie | : | Wielewalen (Oriolidae) |  | Lengte | : | 22 tot 25 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Minder dan 5.000 |  | Toename of afname | : | Lichte afname |  | Bijzonderheden | : | De wielewaal staat op de rode lijst. | |
|
Kenmerken | Het verenkleed van het mannetje is helder geel |  |
De vleugels en de staart van het mannetje zijn zwart |  |
Het verenkleed van het vrouwtje en de jongen is meer geelgroen aan de bovenzijde en vaalwit met donkere lengtestrepen aan de onderzijde |  |
De vleugels en de staart van het vrouwtje en de jongen is niet zwart, maar wel donkerder dan de rest van het verenkleed |
| | |  |
Omschrijving
Door het helder gele verenkleed met de zwarte vleugels is de wielewaal met geen enkele andere vogel te verwarren. Het vrouwtje is minder opvallend, maar heeft wel dezelfde verdeling in het verenkleed. Wielewalen leven voornamelijk in de kruinen van hoge loofbomen en zijn daardoor ondanks het felle verenkleed van het mannetje zelden te zien. De roep van het mannetje is een typisch fuudidelioo. De vogel vliegt met een snelle vlucht van boom naar boom, waarbij het laatste gedeelte met gesloten vleugels afgelegd wordt.
Het vrouwtje vlecht van grashalmen en bast een nest in de vork van een tak. De wielewaal is de enige vogel uit de vogelfamilie van de wielewalen die ook in Europa voorkomt. De wielewaal overwintert in de het midden en oosten van Afrika.
|