| |
 | Orde | : | Roofvogels (Falconiformes) |  | Familie | : | Sperwers (Accipitridae) |  | Lengte | : | 52 tot 60 cm |  | Geluid | : | |  | Spanwijdte | : | 110 tot 135 cm |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Ruim 500 | |
|
Kenmerken | De bovenzijde is variabel van kleur, maar is meestal licht tot donker bruin |  |
De onderzijde is witachtig met bruine vlekken |  |
De kop is klein en grijs |  |
Over de staart lopen drie brede dwarsbanden |
| | |  |
Omschrijving
De wespendief lijkt vooral in de vlucht sterk op de buizerd. De wespendief is het best van de buizerd te onderscheiden door de langere staart met drie brede dwarsbanden, de smallere vleugels en de lange hals. De kop van het mannetje is enigszins grijs van kleur.
Grote insecten zoals bijen, wespen en hommels, maar ook hun larven vormen het belangrijkste voedsel van de wespendief. Bij gebrek aan insecten jaagt de vogel ook op kleine dieren. De wespendief is een schuwe vogel die zich maar zelden laat zien of horen. De vogel verraad zijn aanwezigheid in een gebied vaak door de restanten van uitgegraven wespennesten.
De wespendief broedt in vrijwel geheel Europa, maar trekt in de winter naar tropisch Afrika.
|