 | Orde | : | Zangvogels (Passeriformes) |  | Familie | : | Wevervogels (Ploceidae) |  | Lengte | : | 16 tot 19 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Geen | |
|
Kenmerken | De bovenzijde is bruin van kleur |  |
De onderzijde is licht grijs tot wit |  |
In het zomerkleed heeft het mannetje een grijze kop |  |
De staartzijden zijn wit van kleur |  |
De vleugels zijn gedeeltelijk zwart en gedeeltelijk wit van kleur |
| | |  |
Omschrijving
De sneeuwvink doet denken aan een vink, maar behoort toch tot de wevervogels, de vogelfamilie waartoe ook de huismus behoort. In de vlucht is duidelijk te zien dat de staart en een gedeelte van de vleugels wit zijn.
De sneeuwvink bouwt zijn nest bij voorkeur in rotsspleten, onder rotsen of in gebouwen. Om de jongen tegen de kou te beschermen is het nest aan de binnenkant voorzien van een dichte laag veertjes, haren en mos. De sneeuwvink broedt in Europa vooral in de Alpen, op meer dan 1800 meter hoogte, boven de boomgrens. In de winter verplaatst de vogel zich naar lager gelegen gebied, dan kan bij hoge uitzondering ook Nederland aangedaan worden.
|