| |
 | Orde | : | Scharrelaarvogels (Coraciiformes) |  | Familie | : | Scharrelaars (Coraciidae) |  | Lengte | : | 29 tot 32 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Geen | |
|
Kenmerken | Het verenkleed is overwegend blauw van kleur |  |
De rug is bruin |  |
De snavel is fors met een haak aan het uiteinde |  |
De handpennen van de vleugels zijn zwart aan de bovenzijde en paars aan de onderzijde |  |
Over het oog loopt een zwarte streep |
| | |  |
Omschrijving
Door het helderblauwe verenkleed is de scharrelaar in Nederland alleen met de ijsvogel en de bijeneter te verwarren. In de vlucht steken de donkerpaarse handpennen af tegen een verder blauw verenkleed. In de winter zijn de kleuren minder helder. Juveniele vogels hebben een groenachtig verenkleed, maar wel met dezelfde kleurverdeling als volwassen vogels. Hoewel de scharrelaar de bouw van een kraaiachtige heeft zijn de al eerder genoemde ijsvogel en bijeneter de meest nauwe verwanten.
De scharrelaar bevindt zich vaak op een hoge uitkijkpost, van waaruit de vogel zich op een prooi stort. Naast grote insecten zoals kevers worden ook kleine dieren zoals amfibiën, wormen en jonge muizen gegeten.
Als broedvogel is de scharrelaar uit het grootste deel van Europa verdwenen. Het broedgebied beperkt zich tegenwoordig tot het Middellandse-Zee gebied en enkele delen van Oost-Europa. In Nederland komt de scharrelaar alleen voor als dwaalgast.
|