| |
 | Orde | : | Eendvogels (Anseriformes) |  | Familie | : | Eenden (Anatidae) |  | Lengte | : | 52 tot 58 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Enkele tientallen |  | Toename of afname | : | Lichte toename |  | Bijzonderheden | : | De middelste zaagbek staat op de rode lijst. | |
|
Kenmerken | Op het achterhoofd bevindt zich een piekerige kuif |  |
Het mannetje heeft een zwartgroene kop met een witte halsring |  |
De borst van het mannetje is bruin met zwarte vlekken |  |
De rug van het mannetje is zwart, de flanken zijn grijs van kleur |  |
Het vrouwtje heeft een bruine kop |
| | |  |
Omschrijving
Vooral door de overeind staande veren op het achterhoofd is de middelste zaagbek een herkenbare vogel. Het vrouwtje lijkt echter sterk op het vrouwtje van de grote zaagbek. Deze soort is echter wat groter en bij het vrouwtje is de bruine kop scherp van de borst gescheiden. Verder is ook de snavel van de middelste zaagbek langer en dunner. In de vlucht is een wit vleugelveld met daarop één of twee zwarte lijnen zichtbaar.
De middelste zaagbek broedt slechts zelden in Nederland en dan alleen het Deltagebied. Het broedgebied van de middelste zaagbek ligt verder naar het noorden, langs rivieren en meren met helder water in Scandinavië. In tegenstelling tot de grote zaagbek wordt het nest niet gebouwd in een boomholte, maar op de grond, goed verstopt tussen de struiken. In de winter trekt de vogel naar het zuiden, waarbij de zaagbekken ook Nederland aandoen.
|