| |
 | Orde | : | Kraanvogels (Gruiformes) |  | Familie | : | Trappen (Otididae) |  | Lengte | : | 75 tot 105 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Geen | |
|
Kenmerken | De bovenzijde is bruin met donkere vlekken |  |
De onderzijde is vaalwit |  |
Het mannetje heeft een brede, witte hals |  |
De borst van het mannetje is roodbruin van kleur |  |
De hals van het vrouwtje is erg dun |  |
De poten zijn lang en stevig |
| | |  |
Omschrijving
De grote trap is een grote, zware loopvogel die ook uitstekend kan vliegen. Het mannetje wordt tot één meter lang en is duidelijk groter dan het vrouwtje dat toch nog 80 centimeter meet. Het belangrijkste uiterlijke verschil is echter de nek die bij het vrouwtje duidelijk dunner is dan bij het mannetje. Tijdens het baltsen zet het mannetje alle veren op, waardoor het nog groter lijkt.
De grote trap is een zeer schuwe vogel en heeft een groot, rustig broedgebied nodig. Door het gebrek aan dit soort gebieden is de vogel in grote delen van Europa verdwenen. De grote trap broedt tegenwoordig nog in de uitgestrekte landbouwgebieden en steppen van Oost-Europa, Spanje en Portugal. In Engeland is in het begin van de 21e eeuw een poging gedaan om de vogel opnieuw te introduceren. Als dwaalgast komt de vogel in heel Europa voor, ook in Nederland.
|