| |
 | Orde | : | Roofvogels (Falconiformes) |  | Familie | : | Valken (Falconidae) |  | Lengte | : | 27 tot 33 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Geen | |
|
Kenmerken | De rug van het mannetje is egaal roodbruin van kleur |  |
Over de vleugels van het mannetje loopt een grijze baan |  |
Het mannetje heeft een blauwgrijze kop |  |
De onderzijde van beide geslachten is lichter en voorzien van kleine donkere vlekken |  |
Het vrouwtje heeft een bruine rug met donkere vlekken |  |
Op de staart van het vrouwtje bevinden zich zwarte dwarsbanden |
| | |  |
Omschrijving
De kleine torenvalk lijkt sterk op de gewone torenvalk die in Nederland veel algemener is. Het mannetje is te herkennen aan het ontbreken van de vlekken op de rug. Hoewel de kleine torenvalk iets kleiner is, is het vrouwtje nauwelijks te onderscheiden van het vrouwtje van de torenvalk. De vogel jaagt vaak biddend in de lucht, waarbij de vogel met snelle vleugelslagen en een gespreide staart dezelfde positie aanhoudt. De kleine torenvalk eet meer insecten dan de gewone torenvalk, terwijl knaagdieren en vogels nauwelijks gegeten worden.
De kleine torenvalk broedt in kleine kolonies, onder andere in Noord-Afrika, Spanje en Portugal. Het nest wordt gebouwd in rotsspleten, maar tegenwoordig ook in allerlei gebouwen. In de winter verspreiden de vogels zich over een groter gebied en komen dan ook als dwaalgast naar Nederland.
|