| |
 | Orde | : | Zangvogels (Passeriformes) |  | Familie | : | Leeuweriken (Alaudidae) |  | Lengte | : | 14 tot 16 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Ruim 5.000 |  | Toename of afname | : | Constant | |
|
Kenmerken | De staart is relatief kort |  |
De uiteinden van de staart zijn wit |  |
Er is duidelijk een lichte wenkbrauwstreep aanwezig |  |
Er is een korte kuif aanwezig, die meestal niet goed zichtbaar is |  |
Op de vleugelrand, voorbij de vleugelbocht bevinden zich een donkerbruine en een witte vlek |
| | |  |
Omschrijving
De boomleeuwerik lijkt op de in Nederland meer algemene veldleeuwerik, maar is te onderscheiden door de kortere staart, de duidelijk zichtbare wenkbrauwstreep en het ontbreken van witte staartzijden. De wenkbrauwstrepen lopen ver door naar achteren en komen op het achterhoofd samen. In vergelijking met de zang van de veldleeuwerik is de zang van de boomleeuwerik minder aanhoudend. De zang wordt voorgedragen in een spiraalvlucht of vanaf een hoge zitplaats.
Het nest wordt op de grond gebouwd in de buurt van een boom die door het mannetje als zangpost of uitkijkpost gebruikt kan worden. Het voedsel van de boomleeuwerik bestaat voornamelijk uit insecten en andere kleine dieren. In de winter worden in plaats van insecten zaden en andere delen van planten gegeten. De Nederlandse boomleeuweriken overwinteren in Zuid-Europa, hoewel kleine aantallen achterblijven om in Nederland te overwinteren.
|